Een jan-van-gent die wij in 2010 in de opvang hebben gehad, is gespot in een broedkolonie in Engeland. Via het vogelringstation in North Berwick werd de vogel gemeld. Een vogelaar had de ring in het veld afgelezen.
Oude bekende
De jan-van-gent kwam in zijn derde levensjaar in de opvang bij Ecomare. Vogels die zijn hersteld krijgen, voor ze worden vrijgelaten, een metalen ring met een uniek nummer. De gegevens worden doorgegeven aan het Vogeltrekstation. Zo is de geschiedenis van zo’n dier altijd te achterhalen.
Echte zeevogel
Jan-van-genten zijn echte zeevogels. Ze zijn altijd op zee, behalve als ze een nest hebben. Ze broeden op rotskusten, onder andere in Engeland. Het aflezen van ringen is alleen mogelijk op het land, dus in de broedkolonie. Het is heel bijzonder om te horen dat een vogel die je ooit hebt opgevangen jaren later in een broedkolonie is gezien.
Nummer melden
Ringnummers worden teruggemeld via de coördinerende instantie in het land waar de ring wordt afgelezen. In Nederland is dat dus het Vogeltrekstation in Wageningen. Onderling wisselen deze instanties ook informatie uit. Zo kwam de melding uit Engeland bij het Nederlandse Vogeltrekstation terecht, die het op zijn beurt weer doorgaf aan de ringer. In het geval van deze jan-van-gent was dat Maarten Stoepker. Stoepker ringde voorheen alle vogels die bij Ecomare uit de opvang werden vrijgelaten.
Nummer aflezen
Vogelaars melden ringnummers van zowel levende als dode vogels. Bij deze jan-van-gent is het nummer in het veld, met een telescoop, afgelezen. Jan-van-genten zijn grote vogels met flinke poten en dito ringen. Dat maakt het aflezen op afstand mogelijk. Van kleinere vogels kunnen de metalen ringen alleen in de hand afgelezen worden. Dit gebeurt bijvoorbeeld op ringbanen, waar vogels worden gevangen om te ringen en er ook regelmatig geringde vogels in het net komen. Het wereldwijde ringonderzoek heeft veel kennis over vogels opgeleverd; over hun vliegroutes, hoe oud ze worden en broedplaatskeuze bijvoorbeeld.