Strandplanten
Op het strand groeien bijna nergens planten. Als leefgebied is het veel te dynamisch. Zelfs de taaiste soorten zoals biestarwegras en zeepostelein kunnen zich maar tijdelijk handhaven. Hier en daar groeien ook zeeraket en loogkruid. De planten hebben wat (zoet) regenwater nodig om te ontkiemen. Ze groeien het best in het vloedmerk, waar de zee allerlei voedselrijk materiaal heeft neergelegd. Herfststormen maken meestal een eind aan het bestaan van de strandplanten. Om langer te overleven hebben deze pioniers bredere stranden nodig.
Het ontbreken van natuurlijke plantengroei hebben stranden gemeen met het hooggebergte. Nergens anders in Europa groeien van nature geen planten. De enorme verschillen in temperatuur, vocht en zoutgehalte, en het striemende zand maken stranden tot een fysiologische martelkamer voor planten.
Pioniers op het strand
Nederland dankt de meeste duinen aan de strandflora. Deze pioniers vangen stuivend zand op met hun bladeren. Dit zand blijft in de luwte van de plant liggen. Als de planten in een groep bij elkaar staan, kan zo een klein duintje worden gevormd. Met biestarwegras begint dit proces. Als het duintje ongeveer een meter hoog is, vormt zich door regenwater een kleine zoetwaterbel onder de oppervlakte, waardoor andere planten zich kunnen vestigen. Helm en zandhaver nemen dan de rol van het biestarwegras over. Helm heeft de eigenschap dat het snel meegroeit met het groter wordende duintje, zodat het zand wordt vastgelegd door het wortelstelsel van de helm. Zodra een duintje goed begroeid is met helm, kan de zee het alleen maar bij extreem hoge waterstanden en sterke golfslag weer afbreken.