Het begin van de zeehondenopvang op Texel
Meer informatie
Je zou het niet zeggen als je in die mooie zwarte ogen kijkt, maar gewone zeehonden zijn wilde roofdieren! Hun scherpe tanden en gestroomlijnde lichaam zijn perfect voor het jagen op vissen. In de Waddenzee komen gewone zeehonden het meest voor. Daar liggen ze bij laagwater op de zandplaten te zonnen en te rusten. En in de zomer worden hun jongen er geboren en gezoogd.
Gewone zeehonden lijken echte kustbewoners. Op volle zee zie je ze zelden. Toch laat onderzoek, met zeehonden die voorzien werden van een zendertje, zien dat ze vaak meer dan 100 kilometer uit de kust gaan. Ze gaan dus wel regelmatig de open zee op, maar omdat ze dan meestal onder water zwemmen worden ze er niet vaak gezien. Gewone zeehonden leven langs vrijwel alle kusten van de noordelijke Atlantische en Stille Oceaan en aangrenzende zeeën. Ze zoeken hun rustplekken in getijdengebieden en riviermondingen, waar rustige zandplaten of stenen droogvallen.
Zeehonden kunnen prima leven in brak of zoet water, als er maar genoeg vis is. Vroeger zwommen zeehonden dan ook regelmatig rivieren op. Omdat de meeste rivieren nu afgesloten zijn door sluizen en waterkeringen is het niet zo makkelijk meer om in het binnenwater te komen. Toch komt het nog wel voor! In het afgesloten en zoete IJsselmeer worden regelmatig zeehonden gespot, net als in de grote rivieren. De avontuurlijkste heeft Maastricht gehaald. Hiervoor moeten de dieren door de sluizen glippen wanneer boten passeren of de sluisdeuren op een kier staan. Na een tijdje gaan ze zo ook weer terug of laten ze zich met het spuiwater weer in zee spuien.
Dat zeehonden in zoet water prima aan hun kostje kunnen komen was al langer bekend uit foto’s en verslagen van ooggetuigen. Zo is er een foto van een gewone zeehond die zich tegoed doet aan een enorme snoek. Ook met baarzen, karpers en paling zijn ze gefotografeerd. Grote prooien die boven water worden opgegeten zijn makkelijk te zien door wandelaars of passanten. Bij kleine prooien wordt het moeilijker. Zeehonden slikken kleinere vissen onder water door. Geen mens die dat ziet. Voor het eerst hebben wetenschappers nu de maag van een gewone zeehond die in zoet water was doodgegaan kunnen onderzoeken. De zeehond bleek in het zoete IJsselmeer vooral bot, spiering en een rivierprik gegeten te hebben. Allemaal soorten die ook in de Waddenzee gevangen hadden kunnen worden.
De vrouwtjes van de gewone zeehond kunnen gemiddeld vanaf hun vierde jaar jongen krijgen, de mannetjes zijn gemiddeld pas vanaf hun zesde jaar vruchtbaar. Ze paren van eind juni tot in augustus. De zwangerschap van de gewone zeehond duurt elf maanden. Daarvan zijn de eerste maanden een zogenaamde ‘stille zwangerschap’. Het bevruchte eitje nestelt zich namelijk pas na een maand of twee in de baarmoeder en begint dan te groeien. Eigenlijk is de draagtijd dus maar 9 maanden. Tegenwoordig worden de jongen vanaf half mei geboren. Dertig jaar geleden was dat nog half juni. Onderzoekers ontdekten dat de zeehonden steeds vroeger in het jaar jongen krijgen. Ze denken dat dit komt omdat er meer kleinere vissen te vinden zijn. Zeehonden eten liever kleine dan grote vissen. Doordat er volop te eten is, verkorten de vrouwtjes hun zwangerschap steeds ietsje.
De jongen worden geboren met laagwater, op drooggevallen zandbanken. Ze moeten vrijwel meteen, zodra de vloed opkomt, kunnen zwemmen. Tot drie weken na de geboorte drinkt het jong melk bij de moeder. In die tijd groeien zeehondenpups van rond 10 kilo tot 24 kilo. Dat gaat zo snel doordat de zeehondenmoedermelk heel erg voedzaam is, met een vetgehalte van 45%. Om te zogen gaan moeder en jong met laagwater op een zandplaat liggen.
Precies in de tijd wanneer de jongen nog bij hun moeder drinken, is het ook het drukst met pleziervaart en wadloop-activiteiten. Daarom zijn er in de Waddenzee speciale rustgebieden aangewezen, waar gedurende de geboorte- en zoogperiode van zeehonden geen mensen mogen komen. Zo kunnen de jongen, zonder gestoord te worden, genoeg melk drinken om groot te worden. Na de zoogtijd gaat de moeder weer haar eigen weg en moet het jong zichzelf redden. Dan moeten de jongen hun eigen kostje bij elkaar scharrelen en pas dan leren ze zichzelf vis vangen en eten.
Zeehonden eten vooral wat de pot schaft, maar elke zeehond lijkt ook een eigen voorkeur voor bepaalde vissoorten te hebben. Daardoor is de variatie behoorlijk groot en hebben ze elk seizoen weer andere vissoorten op het menu. Ze eten het liefst vissen die dicht bij de bodem leven, zoals platvissen, kabeljauwachtigen, grondels en zandspiering. Volwassen zeehonden die van platvis leven, hebben daar tot 8 kilo per dag van nodig. Dieren in gevangenschap eten gemiddeld 3 tot 4 kilo makreel of haring per dag omdat die vis veel vetter is.
De laatste jaren groeien de aantallen gewone zeehonden flink. In 2023 werden er in het Nederlandse waddengebied 7200 gewone zeehonden geteld. Dat is weleens anders geweest. De geschiedenis van de gewone zeehond in de Nederlandse deel van de Waddenzee kent pieken en dalen, door jacht, vervuiling en ziekte.
Rond 1950 leefden er zo’n 3000 gewone zeehonden in de Waddenzee. Daarvan werden er per jaar 500 tot 600 afgeschoten omdat de zeehonden ervan beschuldigd werden de vissen voor de neus van de vissers weg te kapen. In die tijd kwam ook het bont van jonge zeehonden in de mode. Extra veel pups werden afgeschoten, en het aantal zeehonden daalde gestaag. Aan het eind van de vijftiger jaren waren er nog maar ongeveer 1000 over. In 1962 werd de jacht op zeehonden in Nederland verboden. Zoals je in de grafiek kunt zien, groeide het aantal zeehonden daarna tot 1965.
Maar het ging niet lang goed. Dat kwam door de vervuiling van het zeewater. Vooral PCB’s zorgden er voor dat gewone zeehonden minder goed jongen konden krijgen. Halverwege de jaren zeventig bereikte het aantal een dieptepunt van 500. Toen PCB’s verboden werden en de jacht op zeehonden ook in Duitsland verboden werd, begon het aantal weer langzaam toe te nemen tot 1000 in 1987. Ook het werk van de twee Nederlandse opvangcentra hielp daaraan mee.
Sinds 1988 wordt het verloop van de aantallen zeehonden bepaald door twee virusepidemieën, één in 1988 en één in 2002. Daardoor gingen heel veel zeehonden dood. Na beide epidemieën kwamen de aantallen wel snel weer op het oude niveau. In de zomer van 2003, dus direct na de epidemie van 2002, telde men op de zand- en wadplaten in het Nederlandse deel van het waddengebied ongeveer 2350 gewone zeehonden, maar vijf jaar later alweer bijna het dubbele. In 2008 concludeerde de internationale zeehondenonderzoeksgroep (TSEG) daarom ook dat de zeehonden in de Waddenzee weer helemaal hersteld zijn van de epidemie van 2002.
Sinds 2021 is het aantal gewone zeehonden gedaald van 8200 naar 7200. Dat komt mogelijk doordat de jonge dieren minder kans hebben om volwassen te worden, of doordat de tellingen in de laatste jaren minder goed vergelijkbaar zijn met oudere tellingen, omdat de jongen eerder geboren worden.
Elk jaar wordt geteld hoeveel zeehonden er in het hele waddengebied leven. In 2018 telden Nederland, Duitsland en Denemarken bij elkaar 27.492 zeehonden, waarvan 9285 pups. De zeehonden worden geteld met laagwater, wanneer de meeste dieren op de zandplaten liggen. Eénderde van de zeehonden zwemt tijdens de tellingen waarschijnlijk nog in het water, zodat die er nog bij moeten worden opgeteld. Het totaal aantal gewone zeehonden in de hele Waddenzee wordt daarom geschat op ongeveer 40.000 zeehonden.
Vroeger leefden er veel zeehonden in de Delta. Aan het begin van de 20ste eeuw zelfs tussen de 6000 en 12.000 dieren, geschat op basis van het aantal geschoten exemplaren. In de eeuwen daarvoor vingen jagers elk jaar honderden zeehonden in de Delta, maar de populatie was kennelijk groot en sterk genoeg om dat verlies aan te kunnen vullen. Rond 1935 werden de zeehonden in de Delta voor de eerste keer echt geteld, zo’n 1300 dieren. De populatie was afgenomen door de jacht met geweren.
In het verleden was het deltagebied naast de Waddenzee dus een belangrijk gebied voor de gewone zeehond in Nederland. Jammer genoeg ging het later niet zo goed meer met de zeehonden in de Delta. In 1990 leefden er nog maar 14 zeehonden. Dit kwam waarschijnlijk door de zware jachtdruk tot 1961 en daarna doordat de waterkwaliteit erg achteruitgegaan ging. Doordat er steeds meer recreatie en toerisme, visserij en scheepvaart kwam, werden de zeehonden bovendien steeds vaker verstoord. Daarbij verloren ze een groot deel van hun leefgebied door de aanleg van de Deltawerken. Sinds 1994 gaat het weer ietsje beter met de zeehonden in het deltagebied. In 2005 werden er weer meer dan 150 dieren geteld en in 2013 werden er 456 geteld. Voor de zeehonden is er genoeg eten te vinden. In de aangrenzende Voordelta en de Noordzeekustzone zit ongeveer evenveel of zelfs meer vis dan in de Waddenzee.
Zeevarenden zien zeehonden meestal in groepen op de kust of op de zandplaten in de Waddenzee liggen. Daarom dacht iedereen dat ze ook vooral in de buurt van de kust en de zandplaten lééfden. Maar toen een aantal zeehonden een zender kreeg, werd duidelijk dat zeehonden gebruik maken van een heel groot gebied, en dat ze niet alleen in de buurt van hun ligplaatsen leven.
Wageningen Marine Research werkt in Nederland aan het onderzoek met de gezenderde zeehonden. De eerste groep van negen zeehonden werd in 1997 uitgerust met zendertjes, bovenop hun kop. Het waren zeehonden die in gevangenschap waren geboren. Ze werden uitgezet in het Brielse Gat, in het Zuid-Hollandse deltagebied. Via deze zendertjes ontvingen de onderzoekers informatie over het gedrag van de zeehonden: waar gaan ze op jacht, waar zijn de voornaamste rustplekken, gaan er dieren over grotere afstanden zwerven en zo ja, waarheen?
Tegenwoordig worden ook wilde zeehonden uitgerust met zenders. Onderzoekers willen met de gegevens meer leren over de gebieden die voor zeehonden belangrijk zijn en of zeehonden last hebben van menselijke activiteiten, zoals schietoefeningen of heien. De zendertjes zitten vastgeplakt op de vacht van de zeehond. Als de zeehond in de rui komt, vallen ze er vanzelf af. De zenders zijn in de loop der jaren steeds kleiner geworden en zitten nu in de nek in plaats van op de kop.
In 1988 en 2002 werden de gewone zeehonden in de Noordzee en waddengebied besmet door een virus. Beide keren ging meer dan de helft van het aantal gewone zeehonden in de Waddenzee dood. Hoewel de zeehondenvirussen niet gevaarlijk waren voor mensen, is het altijd slim om uit de buurt te blijven van een zieke of dode zeehond. Dode dieren kunnen naast virussen andere ziektekiemen met zich meedragen, die slecht kunnen zijn voor je gezondheid. Daarnaast zijn sommige kwaaltjes die zeehonden kunnen hebben ook besmettelijk voor honden.
In sommige jaren worden plots veel meer zieke zeehonden gevonden die last hebben van longwormen. Hoewel zeehonden altijd wel wat van deze parasieten in hun longen hebben, zijn het er in die jaren soms zoveel dat ze er moeilijk door kunnen ademen. Zeehonden met een zware longworm-infectie hebben vaak veel bloed rond hun snoet en niesen de wormen zelfs uit. De oorzaak van het longwormen-probleem is nog onbekend.
Gewone zeehonden kun je op Texel zien bij Ecomare natuurlijk, maar in het wild zie je ze vaak langs de Noordzeekust, vanaf de Waddendijk en bij de vuurtoren.
Namen
Unfortunately, this page is not available in your language.
CloseLeider ist diese Seite nicht in Ihrer Sprache verf�gbar.
Schlie�en