Zeehonden
Zeehonden zijn de acrobaten van de zee, maar op het land komen ze nogal onhandig over. Hoewel ze met gemak met 35 kilometer per uur door het water sjezen, halen ze op het droge maar net 2 kilometer per uur. Met hun mooie, grote ogen kunnen zeehonden goed onder water kijken, maar boven water zouden ze eigenlijk een bril nodig hebben. Zeehonden zijn dus helemaal aangepast aan het leven onder water. Toch kun je ze regelmatig boven water tegenkomen. Ze liggen graag in de zon te rusten op een zandplaat of het strand.
Zeehondenmenu
Zeehonden eten vooral vis. Om vissen op te sporen gebruiken ze hun snorharen. Daarmee kunnen ze de kleinste bewegingen in het water voelen. Zo kunnen zeehonden in troebel water ‘zien’ waar de vis zich bevindt, tot 100 meter afstand. Daarnaast kunnen ze de vorm en de grootte van de vis op afstand voelen. Ze hebben niet echt een voorkeur voor één soort vis, maar ze vangen vooral vissen die dicht op de bodem leven. Platvissen, zandspiering en kabeljauwachtigen horen bij de favorieten, maar wat ze eten hangt af van het aanbod. Jonge zeehonden moeten zichzelf leren om vis te eten en te vangen wanneer ze geen moedermelk meer krijgen. Hun moeder leert ze niet hoe ze moeten vissen. In die periode vallen jonge zeehonden vaak erg af. Als het goed gaat leren ze steeds beter vis vangen.
Geluiden van zeehonden
Zeehonden zijn in het algemeen heel stil. Alleen als ze heel jong zijn en in de paartijd maken ze geluid. Dat zijn dan heel andere geluiden dan je misschien zou denken. Ze kunnen grommende, blaffende en proestende geluiden maken. Jonge dieren huilen als een baby, al klinkt het bij zeehonden wat lager. Zeehonden roepen niet: “Oeh! Oeh! Oeh!”, het geluid dat mensen vaak maken als ze een zeehond nadoen. Dat is het geluid van een zeeleeuw. Zeehonden hebben ook nooit een bal op de neus. Sommige zeeleeuwen hebben dat trucje wel geleerd, voor in zeeleeuwenshows.
In het water
Een zeehond zwemt net zo makkelijk op zijn buik als op zijn rug, rechtop of ondersteboven. Tijdens het zwemmen gebruiken zeehonden de voorste flippers als roer; met het lichaam en de achterste flippers maken ze snelheid. Zeehonden kunnen honderden meters diep duiken. Hierbij zwemmen ze de eerste paar minuten actief naar beneden, daarna laten ze zich in een soort ‘glijvlucht’ verder naar beneden zakken. Ze kunnen echt lang en diep duiken. Het bloed van zeehonden kan veel meer zuurstof opnemen dan het bloed van mensen. De hartslag gaat van 40 tot minder dan 1 slag per minuut, waardoor ze minder vaak hoeven te ademen. Wanneer ze van grote diepte weer omhoog komen, kunnen ze de ingeademde lucht uit hun longblaasjes pompen. Zo voorkomen ze dat er stikstofbelletjes in het bloed komen, die dodelijk kunnen zijn. Eenmaal boven water neemt de hartslag van een zeehond weer toe tot 120 slagen per minuut om de organen weer van zuurstof te voorzien.
Op het land
De voorouders van zeehonden waren op het land levende zoogdieren. Maar daar is op het land nu nauwelijks nog wat van te merken. In de loop van miljoenen jaren hebben ze zich op allerlei manieren aan het leven in het water aangepast. Door al die aanpassingen voor het leven in zee zijn het op land stuntels geworden. Ze kunnen niet lopen omdat de achterste vinpoten in het verlengde van het lichaam staan. Zeeleeuwen kunnen hun achterste flippers wel onder hun lichaam zetten. Die lopen daarom een stuk beter dan zeehonden. Zeehonden slepen hun lichaam over de grond en zetten zich af met de voorste flippers. Deze beweging wordt ‘bobberen’ genoemd.
Hoe slaapt een zeehond?
Zeehonden kunnen zowel op het droge als in het water slapen. In het water slapen ze rechtop drijvend als een grote dobber, of horizontaal drijvend aan de oppervlakte. Omdat ze tijdens het slapen niet actief zwemmen kunnen ze lang zonder adem. Er zijn gevallen bekend van zeehonden die een half uur onder water bleven. Meestal blijven ze niet langer dan een kwartier onder water.
Goed geïsoleerd
Zeehonden zijn voor het grootste deel goed geïsoleerd met een dikke laag vet. Die kan soms wel meer dan 5 centimeter dik zijn. Alleen de flippers en hoofd moeten het zonder doen. Wanneer het toch nog te koud wordt kunnen ze de bloedtoevoer naar hun huid ‘afknijpen’ om de warmte goed te bewaren. Ook hun flippers zetten ze in om de lichaamstemperatuur te regelen. In de zwemvliezen tussen de tenen van de flippers zitten de bloedvaten dicht onder de huid. Bloed dat naar de flippers stroomt, wordt door het terugkerende bloed afgekoeld en gaat met een lagere temperatuur de flipper in. Voordat dit bloed weer terug het lichaam ingaat, wordt het weer opgewarmd door het uitgaande bloed. De flippers zijn daardoor altijd vrij laag van temperatuur waardoor er relatief minder energie verloren wordt aan de koude omgeving. Door deze manier van temperatuurregeling hebben zeehonden dus eigenlijk altijd koude voeten! Vandaar dat ze zo gauw als de zandbanken droog beginnen te vallen zullen proberen hun flippers boven water te houden om zo minder warmte verliezen en ze op te laten warmen door de zon. Wanneer het te warm is laten ze hun flippers en hoofd juist lekker in het water bungelen om af te koelen.
Zeehond in de banaanhouding
Op de zandplaten in de Waddenzee zie je zeehonden vaak in een typische banaanhouding liggen. Dat doen ze waarschijnlijk om hun hoofd en flippers droog en dus warm te houden. Zeehonden zijn goed geïsoleerd met een dikke laag vet, behalve op hun hoofd en in hun flippers. Wanneer ze op een droge plek liggen maar het water komt al weer op, houden ze die daarom omhoog om ze droog te houden. Zo komen zeehonden automatisch in een soort bananenhouding te liggen.
Binnenkant van een zeehond
Hoe drinkt en plast een zeehond
Volwassen zeehonden drinken bijna nooit. Ze halen het zoete water dat ze nodig hebben uit de vis die ze eten. Wanneer ze een tijdje niet eten, komt het water uit het verbruiken van hun vetlaag. Door het leven in zee krijgen ze natuurlijk ook weleens zout water binnen. Hun nieren zijn speciaal aangepast om dat zout weer uit te scheiden via de urine. Ze plassen dus wel, maar zuinig. De urine is erg geconcentreerd en kan in sommige gevallen zouter zijn dan zeewater. Op ligplaatsen zie je vaak kuiltjes in het zand waar zeehonden hebben gelegen, daar hebben ze een plasje gedaan en is het zand weggespoeld. Vaak kun je aan de ligging van dit kuiltje ten opzichte van de afdruk van de zeehond zien of het een mannetje was of een vrouwtje. De penisopening van het mannetje zit vrij hoog, net onder de navel. Bij het vrouwtje komt de urine er veel dichter bij de staart uit.
Evolutie van zeehonden
Zeehonden stammen af van een beerachtig dier, dat tussen de 25 en 40 miljoen jaar geleden leefde. De oudst bekende zeehondachtige heet Enaliarctos. Dit dier had wel een gestroomlijnde vorm, maar geen sterk verkorte voor-en achterpoten. In de loop van miljoenen jaren zijn uit zulke dieren de tegenwoordige zeehonden, zeeleeuwen en de walrus ontstaan. In het verleden zijn er ook zeehondachtigen geweest die er heel anders uitzagen, bijvoorbeeld Phocanella, een minizeehondje met het formaat van een kat, of Alachtherium, een walrus met slagtanden in de boven- en onderkaken.
Verharen
Zeehonden zijn behaard om uitdroging en beschadiging op land te voorkomen. Het korte haar zorgt er ook voor dat het koude zeewater hun huid minder snel bereikt. Elk jaar verharen ze. Gewone zeehonden krijgen hun nieuwe vacht in de zomer en grijze zeehonden in maart-april. In die periode liggen ze extra graag op het droge om de verharing zo snel mogelijk te laten verlopen. Wanneer het erg koud is of de zeehonden veel het koude water in moeten vluchten gaat het verharen minder snel. Door de koude sluit de bloedtoevoer naar de huid af. Door het gebrek aan bloed in de huid vertraagt het verharingsproces. Daarom is het voor zeehonden erg belangrijk dat ze in de verharingsperiode in alle rust op de zandplaten kunnen liggen.
Werpen en zogen
Zeehonden krijgen hun jongen op het droge. Gewone zeehonden worden in de zomermaanden geboren, grijze zeehonden in de winter. De jongen van grijze zeehonden hebben daarom een dikke wintervacht. Ze zien er aandoenlijk uit met die dikke witte haren, maar het is wel een beetje onhandig. Ze kunnen er namelijk niet mee zwemmen. De eerste weken blijven jonge grijze zeehonden daarom aan land. De moeder komt regelmatig langs om het jong te zogen. Zeehondenmoeders zogen hun jong drie weken. In die tijd krijgen de jongen alleen melk, ze leren dus niet om vis te eten. Jonge zeehonden moeten daarom, als ze van de melk af zijn en door hun moeder zijn verlaten, zelf leren dat vis eetbaar is en hoe ze ze moeten vangen.
Verspreiding en aantallen van zeehonden
De aantallen zeehonden in het waddenzeegebied zijn goed bekend. Onderzoekers van Wageningen Marine Research (vroeger IMARES) tellen de zeehonden in het Nederlandse deel van de Waddenzee vanuit een vliegtuig. Ze worden gefotografeerd wanneer ze op de zandplaten liggen te rusten. Eénderde van de zeehonden zit tijdens de tellingen in het water, zodat de wetenschappers nog 30 procent optellen om tot een verantwoorde totale schatting te komen.
In het hele waddengebied (dus Nederland, Duitsland en Denemarken) leven vooral gewone zeehonden, zo’n 40.000 in 2018 (volwassen dieren en pups). Maar deze zeehonden komen ook rond de Schotse eilanden, in de Wash, langs de Engelse, Franse en Belgische kust, in het Skagerrak en langs de zuidkust van Noorwegen voor.
Grijze zeehonden leven vooral rond de Schotse eilanden, langs de Britse oostkust en in Cornwall. In december 1999 werd er een voorbij Londen in de Thames gezien. In de Nederlandse Waddenzee hebben zich in de jaren negentig grijze zeehonden gevestigd. Inmiddels is dat een flinke groep geworden, in 2022 werden er in Nederland 6500 grijze zeehonden geteld. De grootste groep zit ten westen van Terschelling. Bij de Duitse eilanden Helgoland en Amrum leven meer dan honderd dieren.
Satellietwaarnemingen van gezenderde zeehonden laten zien dat zeehonden uit de Waddenzee over de hele Noordzee rondzwerven, en bijvoorbeeld van de Waddenzee naar Schotland en weer terug zwemmen.
Zeehonden kunnen prima in zoet water overleven. Vroeger zwommen ze regelmatig rivieren op. Omdat de meeste rivieren nu afgesloten zijn door sluizen is het niet zo makkelijk meer om in zoet water te komen. Toch komt het nog geregeld voor. Ook worden er regelmatig zeehonden gespot in het IJsselmeer. Die zijn waarschijnlijk door de sluizen van de Afsluitdijk gegaan. In 2011 werd een zeehond doodgereden die over de Afsluitdijk bobberde.
Verdwaald uit noordelijker streken
Naast de gewone zeehond en de grijze zeehond komen er af en toe zeehondensoorten uit noordelijker streken in de Noordzee. Ringelrobben uit de noordelijke Oostzee en zadelrobben uit het hoge noorden kun je hier weleens vinden. In 1987 was er een kleine invasie van zadelrobben, door voedselgebrek in de Barentszzee. Zeldzamer zijn meldingen van klapmutsen. In 1986 strandde er een aantal klapmutsen tegelijk op de kusten van Frankrijk, België en Nederland. Dit kwam mogelijk door een jachtpartij op het eiland Jan Mayen in de Noordelijke IJszee. In 2023 werd er zelfs een klapmutsje geboren op Vlieland. Eén keer is er een vrouwelijke baardrob gevonden, op 27 juni 1988 in de haven van Yerseke. Verder zijn er de afgelopen eeuw in totaal 8 walrussen aan land gekomen, waarvan de laatste bij Westkapelle en Petten in 2022
Bedreigingen van zeehonden door de mens
Zeehonden zijn in het verleden in het Noordzeegebied flink bejaagd. Ze werden gezien als schadelijke dieren. Ze beschadigden de netten en kaapten de vis voor de neus van de beroepsvissers weg. Jagers kregen een premie voor elke afgeschoten zeehond. Ondanks dat de zeehondenjacht in de Wadden- en Noordzee nu al bijna 50 jaar is gestopt, en de aantallen zeehonden zijn gegroeid, worden zeehonden nog steeds bedreigd. Vervuilende afvalstoffen van land naar zee of door lozingen of ongelukken op zee zijn een bedreiging. Daarnaast hebben de dieren last van verstoring door schepen en toeristen. Zeehonden kunnen in fuiken en netten verdrinken.
Verdrinking in fuiken
Een vis die in een fuik gevangen zit is een aantrekkelijke buit voor een zeehond. Die zwemt de fuik in om de vis te vangen. Eenmaal in de fuik kan de zeehond er niet meer uit en verdrinkt dan. In Nederland moeten sinds 1994 alle fuiken in de getijdenwateren uitgerust zijn met een keerwant, waardoor zeehonden er niet meer in kunnen. Een keerwant is een grootmazig net in de ingang van de fuik, waar paling en andere vis wel doorheen kan maar een zeehond niet. Toch verdrinken er nog altijd zeehonden in fuiken die niet zijn uitgerust met het verplichte keerwant. Een keerwant vermindert de visvangst wel.
Natuurlijke vijanden
Zeehonden zijn prooidieren voor orka’s, ijsberen, zeeluipaarden, grote haaien en mensen. In het waddengebied komen al deze roofdieren niet voor, en mensen eten hier ook geen zeehonden. Wel gebeurt het heel soms dat een jonge zeehond door een volwassen zeehond wordt gedood en opgegeten.
Andere bedreiging: vervuiling van de zee
Elke dag komen er afvalstoffen in de Noordzee terecht. Afkomstig van landbouw, industrie en steden vinden deze stoffen hun weg naar de zee via rivieren die in de Noordzee uitmonden. Andere afvalstoffen komen in zee door lozingen en ongelukken op zee van schepen en via de lucht als zure regen. Het plankton neemt de giftige stoffen op waardoor ze in de voedselketen terecht komen. Uiteindelijk komen ze via bodemdieren en vissen in de zeezoogdieren terecht. Daar hopen ze zich op. Het meeste gif zit in de dieren die dicht bij de kust leven. Een bekend voorbeeld van een gevaarlijk gif voor zeehonden is PCB. Eind vorige eeuw kregen veel zeehonden geen jongen meer en werden gauw ziek door dit gif.
Zeehond bedreiging: rustverstoring
Een probleem voor de zeehonden in de Noordzee en Waddenzee is de drukte. Toeristen en militairen verstoren bijvoorbeeld de rust van de zeehonden in het waddengebied. Vooral in de zomer, als de jongen van de gewone zeehond worden geboren, is deze verstoring een bedreiging. De jongen krijgen niet genoeg melk of moeder en jong worden uit elkaar gejaagd. Daarom zijn er zeehondenreservaten ingesteld, waar de dieren met rust gelaten moeten worden. De waterpolitie moet in het zomerseizoen gemiddeld vier keer per dag optreden omdat toeristen zeehonden verstoren.
Zeehond versus visser
Vissers zien zeehonden vaak als een schadelijke concurrent. In het verleden werden er afschotpremies uitgeloofd voor zeehonden vanwege de schade die ze zouden toebrengen aan de visserij. In Noorwegen en Canada gebruikt men dit argument nog steeds voor de beheerjacht op zeehonden. In het kustgebied van Nederland eten alle zeehonden bij elkaar tussen een kwart en de helft van het visbestand op. Dat is vooral kleine en/of jonge vis. Uit onderzoek aan de maaginhoud en de uitwerpselen van zeehonden blijkt dat alle Nederlandse gewone zeehonden toch bij elkaar veel minder vis eten (1-2%) dan wat de visserij aan land brengt. Zeehonden eten ook veel jonge bot, een soort die voor de vissers niet interessant is.
Visserij met staand want of fuiken kan last hebben van hongerige zeehonden. De dieren beschadigen bij het stelen van de vis zowel de netten als de vangst. Schotse en Noorse zalmkwekerijen worden regelmatig bezocht door grijze zeehonden die wel een zalmpje lusten. De viskwekers zeggen dat de schade enorm is, terwijl natuurliefhebbers beweren dat de schade verwaarloosbaar is ten opzichte van het geld dat in de kwekerijen wordt verdiend. Neutrale bronnen houden de schade op 1 tot 4% van de totale opbrengst.
Bescherming van zeehonden in de Waddenzee
De gewone en grijze zeehond staan allebei op de Rode Lijst van bedreigde zoogdieren. De overheid en de beheerorganisaties moeten dus rekening houden met de zeehonden, en ervoor zorgen dat ze niet achteruit gaan. Daarnaast is in 1988 in Bonn het Zeehondenverdrag gesloten tussen de drie Waddenzee-landen Nederland, Duitsland en Denemarken. Het verdrag regelt de bescherming van de zeehonden in de Waddenzee. Er werd afgesproken om niet meer op de zeehonden te jagen, en om beschermde gebieden in te stellen. Er zijn reservaten aangewezen om verstoring van rustende en zogende zeehonden te voorkomen. Deze gebieden zijn verboden gebied in de zomer, als de zeehondenjongen geboren en gezoogd worden. In de overige Europese wateren worden de zeehonden beschermd op basis van de EU Habitatrichtlijn, de Conventies van Bonn en de Conventie van Bern.
Zeehondenprotocol
In 2020 hebben de Nederlandse zeehondencentra afspraken gemaakt over het opvangen van zeehonden. Deze zijn vastgelegd in een protocol. De afspraken moeten voorkomen dat er dieren onnodig in een opvang terechtkomen.
Zeehonden die doodziek zijn of verstrikt in touw, netten of afval worden hoe dan ook meteen geholpen. Het is niet altijd nodig om een bevrijd, verstrikt dier naar de opvang te brengen.
Bij huilers, jonge dieren die hun moeder kwijt zijn, en bij mild-zieke dieren wordt minstens een dag gewacht of de moeder niet toch komt opdagen of dat de dieren zichzelf kunnen redden. Zo niet, dan gaan ze alsnog naar de opvang.
WWW
- Zeehondencentrum Pieterburen
- A Seal Zeehondenopvang Stellendam
- Seehundstation Friedrichskoog
- Seehundenaufzucht- und Forschungsstation Norden-Norddeich
- Stand-by opvangcentrum Fiskeri- og Søfartsmuseet Esbjerg
- Rescue Team Sea Life Blankenberge
- Onderzoeksrapport naar vermindering bijvangst zeehonden in fuiken
- Afspraken over zeehondenbeheer in het Waddengebied (engelstalig)