De Walviszaal: walvissen uit de Noordzee
Meer informatie
Potvissen zijn de grootste tandwalvissen op aarde. De mannetjes kunnen een stuk groter worden dan de vrouwtjes. Vooral de kop is enorm, die neemt een derde deel van het hele lichaam in beslag. De onderkaak is juist weer opvallend smal. De vrouwtjes zijn sociale dieren: ze kunnen vriendschappen voor het leven aangaan. Potvissen eten vooral pijlinktvissen, die vaak op grote diepte leven. Potvissen zijn dan ook gespecialiseerd in diep duiken, tot een record-diepte van wel 2800 meter. Ze leven daarom in de oceaan, maar zo nu en dan strandt er een op de kusten van de Noordzee.
Potvissen kunnen erg diep duiken en tot wel 2 uur onder water blijven zonder tussendoor adem te halen. Hoe doen ze dat? Onderzoekers zijn er pas achter gekomen dat zeezoogdieren die lang onder water kunnen blijven heel veel eiwitten in hun spieren hebben die zuurstof binden. Dit eiwit, myoglobine, houdt de zuurstof vast totdat de spier die nodig heeft. Daardoor zijn de spieren van potvissen niet constant afhankelijk van vers zuurstof dat via het bloed wordt aangevoerd. Bij andere dieren zou zo’n grote hoeveelheid van dit eiwit gaan klonteren, maar bij potvissen stoten de eiwitten elkaar af waardoor dat niet gebeurt. Dankzij het antiplakeiwit kunnen potvissen dus zo lang onder water blijven en zo diep duiken.
De potvis behoort tot de tandwalvissen, maar omdat hij helemaal niet lijkt op de andere tandwalvissen, is hij in een aparte familie gezet, samen met twee soorten dwergpotvissen. Andere families zijn de dolfijnachtigen, bruinvissen en spitssnuitdolfijnen. De potvisfamilie is erg oud. Er waren 25 miljoen jaar geleden al potvisachtige dieren.
Potvissen leven niet in de Noordzee, maar komen wel voor in alle oceanen. Er zijn wereldwijd 500.000 tot 2 miljoen exemplaren. In de winter trekken ze vanuit noordelijker streken naar het zuiden, onder meer langs de oostzijde van de Atlantische Oceaan. Zo kunnen potvissen ook in de Noordzee terecht komen. In de winter van 2016 verdwaalden nog minstens 15 potvissen in de Noordzee. Omdat de Noordzee zo ondiep is voor potvissen, stranden ze vrij snel.
Uit de 16e, 17e en 18e eeuw zijn minstens twintig strandingen bekend. Bij de meeste meldingen van potvissen in de Noordzee gaat het om twee of drie exemplaren tegelijk. Het zijn altijd jonge mannetjes, die tussen de 12 en 18 meter lang zijn. Groepjes jonge vrijgezellen verlaten in het najaar de grote kuddes potvissen (vrouwtjes met jongen) in de tropische en subtropische delen van de oceanen. Waarschijnlijk doen ze dat omdat ze langer en dieper kunnen duiken dan de vrouwtjes en de jongen. Ze kunnen daardoor gebruik maken van andere jachtgebieden. Vanaf halverwege de 18e eeuw tot in 1937 zijn er geen strandingen van potvissen op de Nederlandse kust gemeld.
In 1937 strandden twee potvissen bij Terneuzen. Sindsdien zijn er meer dan tien strandingen in Nederland geweest.
Soms spoelt een hele kudde potvissen aan. Op het Deense waddeneiland Rømø zijn op 4 december 1998 zestien potvissen tegelijk gestrand. In dezelfde periode spoelden op andere plekken nog dertien potvissen aan. Bij Sankt Peter Ordning in Sleeswijk-Holstein konden toen drie dieren die niet zo hoog op het strand lagen met behulp van boten teruggeleid worden naar dieper water. Nadien zijn ze niet meer gezien. Ze hebben het waarschijnlijk gered.
In januari 2016 verdwaalde weer een kudde in de Noordzee. Op Texel spoelden toen vijf dieren tegelijk aan.
Soms lukt het om een potvis die bij laag water is gestrand, bij hoog water weer vlot te krijgen. In december 2003 werd een groepje van drie verdwaalde potvissen bij Ameland door vissersboten naar dieper water gedreven. In november 2004 zijn er op Richel twee levende potvissen gestrand. Ze zijn met man en macht teruggeduwd in het water, waarna ze niet meer zijn gezien. Deze spectaculaire redding kwam nauwelijks in het nieuws. Het was op de dag dat Theo van Gogh in Amsterdam werd vermoord.
Duitse onderzoekers vonden een verband tussen de strandingen en de activiteit van de zon. Zonnevlekken en uitbarstingen van de zon verstoren het aardmagnetisch veld. Dat zou de walvissen van slag brengen. Walvisachtigen die normaal gesproken in diep water jagen lopen in ondiep water altijd gevaar om te stranden. Zij ‘zien’ met geluidsgolven (een soort sonarsysteem). Door de zandbanken werkt hun sonar niet goed en dan raken de dieren in de war. In 2004 ontdekten wetenschappers dat gestrande walvissen vaak sporen van de caissonziekte tonen. Die aandoening komt voor bij duikers die te snel naar de oppervlakte komen waardoor stikstof in hun bloed gaat borrelen. Dit veroorzaakt veel pijn en kan zelfs leiden tot de dood. Biologen denken dat walvissen schrikken door harde geluiden onder water en daardoor te snel boven komen.
Ambergris, ook wel amber genoemd, ontstaat in de darmen van potvissen rond onverteerde snavelbekjes van inktvissen, het hoofdvoedsel van potvissen. Niet alle potvissen maken ambergris aan, alleen de dieren die een afwijking hebben. Deze afwijking, een lek tussen de magen, zorgt er voor dat de inktvisbekjes in de darmen terecht komen. Maar één op de honderd potvissen heeft zo’n lek. Alle andere potvissen braken de inkvisbekjes gewoon af en toe uit.
Als er scherpe inktvisbekjes in de darmen van een potvis terecht komen, worden deze ingebed in een mengsel van ambervet en half verteerde rugschilden van de inktvissen. Dit voorkomt dat de inktvisbekjes de darmwand beschadigen. Tijdens de diepzeeduiken van de potvis worden de bollen amber in het darmkanaal samengeperst tot brokken die net zo hard zijn als hout. Normaal gesproken poepen potvissen deze brokken uit. Soms ligt er zo’n brok op het strand. Ambergris heeft de eigenschap om geuren te binden: een geurtje waar een snuf ambergris in zit blijft veel langer hangen dan een geurtje zonder amber. Amber wordt daarom nog steeds in de parfumindustrie gebruikt en is ontzettend veel geld waard. In de endeldarm van de dode potvis die op 15 december 2012 op de Razende Bol bij Texel aanspoelde, zat uitzonderlijk veel amber. Waarschijnlijk had dit dier last van een verstopping waardoor de brokken zich in zijn darmen ophoopten. Direct na de vondst wogen de brokken samen wel 83 kilo. De waarde hiervan werd geschat op enkele tonnen.
Vroeger werd er veel gejaagd op potvissen. Vooral het kostbare walschot in de enorme kop van het dier was gewild. Dat is een wasachtige stof die gebruikt werd voor de productie van kaarsen. Walschotkaarsen gaven het helderste licht. Tegenwoordig worden daar stoffen uit de chemische industrie voor gebruikt. De stof werd ook in de cosmetica-industrie gebruikt als basis voor zalf. Walschot is ook wel bekend als spermaceti. Het is het hoofdbestanddeel van het diepzeeduik-orgaan van de potvis. De walvis kan de bloedtoevoer naar de kop vrijwel afsluiten. Het walschot koelt dan af. Het stolt zodat het soortelijk gewicht ervan toeneemt en de potvis gemakkelijk kan duiken. Als de walvis veel warm bloed door het walschot laat stromen wordt dit weer vloeibaar. Het soortelijk gewicht neemt af zodat de potvis gemakkelijk naar de oppervlakte kan zwemmen.
Sinds 1987 mag er niet meer op potvissen gejaagd worden in de Atlantische Oceaan. In de jaren zeventig van dezelfde eeuw werden nog ruim 6000 potvissen geharpoeneerd.
Het gebeurt niet vaak, maar soms spoelt er een potvis aan op Texel, soms zijn het er zelfs meer dan één. De laatste stranding was in januari 2016, toen er maar liefst vijf zeereuzen tegelijk op het strand spoelden. Op andere plekken spoelden toen ook nog een aantal potvissen aan, zodat het waarschijnlijk om een verdwaalde kudde ging
Op 15 december in 2012 spoelde er een dode potvis aan op de Razende Bol, drie dagen na de stranding van een levende bultrug. Deze potvis was al overleden toen hij gevonden werd. Tijdens het ontleden zijn zeldzame, grote brokken ambergris, met een totaal gewicht van 83 kilo, gevonden in de endeldarm van de potvis. Deze zeer uitzonderlijke hoeveelheid ambergris maakte het dier wereldwijd uniek. Het geraamte van deze potvis en replica’s van de gevonden ambergis staan tentoongesteld in in een speciale walviszaal bij Ecomare.
Lang daarvoor, in 1953, spoelde een potvis aan op de Hors. Er was niet veel van over. Gerrit de Haan, directeur van het Texels museum verzamelde het skelet, maar de bovenschedel was weg. 25 jaar later werd vlak bij de Vliehors een bovenschedel gevonden…van dezelfde potvis! Zo bleek het skelet weer bijna compleet. Je kunt de wervelkolom nu buiten zien, langs het toegangspad naar Ecomare.
Unfortunately, this page is not available in your language.
CloseLeider ist diese Seite nicht in Ihrer Sprache verf�gbar.
Schlie�en