De meeste botten van grote zoogdieren die Noordzeevissers in hun netten krijgen, komen uit de laatste ijstijd, grofweg tussen 100.000 en 10.000 jaar geleden. In die tijd was het Noordzeegebied bedekt met een grasvlakte met en hier en daar een beetje bos. We noemen dit de mammoetsteppe.
De wolharige mammoet is het grootste dier dat op deze vlaktes voorkwam. Ook paarden, wolharige neushoorns, muskusossen en steppewisenten graasden er, terwijl hertachtigen zoals het reuzenhert zich waarschijnlijk ophielden in de meer beboste lagere gebieden. Daarnaast leefden hier ook bruine beren en grottenberen. Dat waren alleseters. Echte jagers waren de grottenleeuw, de sabeltandkat, de grottenhyena en de wolf. De laatste was het meest algemene roofdier. De meeste van deze dieren zijn uitgestorven. Aan het einde van de ijstijd veranderde het klimaat zo snel, dat de mammoetsteppe verdween, en daarmee het leefgebied van al deze dieren. Maar weinig soorten konden zich aanpassen.
Dieren tijdens het vroeg-Pleistoceen
Als we het over het vroege Pleistoceen hebben, dan bedoelen we een tijd ongeveer 2 miljoen jaar geleden. Fossielen uit deze periode worden vooral gevonden aan de Engelse kant van de zuidelijke Noordzee en op plaatsen waar gebaggerd is, zoals de Eurogeul bij Rotterdam. De botten uit het vroeg-Pleistoceen zijn grijsachtig en veel sterker versteend dan de botten uit de laatste ijstijd. De dierenwereld bestond in die tijd o.a. uit de reusachtige zuidelijke mammoet, neushoorns, grote herten en sabeltandkatten. In zee leefden onder andere potvissen.
Mensen tijdens het Pleistoceen
Mensen waren er in dit verre verleden ook, maar ze waren erg zeldzaam. Bewijzen voor hun aanwezigheid zijn de bewerkingen aan sommige botten en stenen werktuigen. In 2001 is een schedelfragment van een Neanderthaler gevonden in de Noordzeebodem. Pas na jarenlang onderzoek is deze vondst in 2009 bekend gemaakt. De man, Krijn gedoopt, heeft ongeveer 40.000 jaar geleden, dus in de laatste ijstijd, ten westen van Nederland geleefd. Aan het einde van de laatste ijstijd leefden er meer mensen in het Noordzeegebied. Dit waren moderne mensen, zoals wij, die leefden van de rendierjacht.
Zeezoogdieren tijdens het Pleistoceen
In de laatste ijstijd moeten er in het Noordzeegebied ook stukken zee geweest zijn, of grote meren. Daar kwamen zeezoogdieren voor, zoals de walrus, de zadelrob en de witte dolfijn of beloega. In het vroeg-Holoceen werd het klimaat warmer en andere dieren verschenen in de omgeving van Texel. Op het land kwamen toen edelherten, wilde zwijnen en oerrunderen voor en mensen, die leefden van jagen en verzamelen. In de snel oprukkende zee leefden walrussen, gewone en grijze zeehonden, bruinvissen en dolfijnen zoals de tuimelaar.
WWW
Foto’s van – de schedel van – Krijn
De site van de Werkgroep Pleistocene Zoogdieren