Met hun lepelvormige snavel, helder witte verenkleed en lange waadpoten zijn lepelaars een elegante verschijning. Ze ‘lepelen’ het voedsel uit het water door hun snavel heen en weer te bewegen. Er broedden in 2011 zo’n 2300 paren in Nederland, waarvan de ruime meerderheid op de Waddeneilanden. Lepelaars broeden bij voorkeur op rustige plekken, niet veel verder dan 50 kilometer van de plaats waar ze voedsel kunnen vinden. ‘Rustig’ wil in dit geval vooral zeggen: liefst buiten bereik van roofdieren.
Vestiging en ontwikkelingen van de lepelaar
Op alle Waddeneilanden zijn broedkolonies, in totaal broeden er meer dan 60% van alle Nederlandse lepelaars. Na 1900 ontstond de eerste waddenkolonie lepelaars op Texel (in de Muy). In 1962 vestigde de lepelaar zich op Terschelling, in 1983 op Vlieland en in 1992 op Schiermonnikoog. In 1994 is ook Ameland door de lepelaar ‘ontdekt’ als broedgebied, hoewel het pas in 1996 tot echt broedsucces kwam. Twee jaar later, in 1998, werd het eerste broedende lepelaarpaar gezien op Rottumerplaat en in 2000 vestigde de soort zich op de kwelders langs het Balgzand. In 2010 broedden er voor het eerst lepelaars op Griend. De lepelaar staat sinds 2004 niet meer op de Rode Lijst van bedreigde en kwetsbare vogelsoorten in Nederland.
Hollandse winterlepelaars
Soms worden er in Nederland overwinterende lepelaars gezien. Ze hoppen vaak als enkelingen of in kleine groepjes heen en weer tussen de moerasgebiedjes in de Hollandse duinen, en wagen ook nu en dan de oversteek naar Texel. Er is weinig bekend over de overlevingskansen van deze wintergasten in de Nederlandse vrieskou. De garnalen zijn meestal buiten bereik omdat die naar dieper water zijn getrokken. De lepelaars moeten het dus hebben van kleine visjes in de duinmeertjes en -sloten. Als die dichtvriezen wordt de situatie echt kritiek.
Trekgedrag van lepelaar
De lepelaars die in West-Europa broeden, overwinteren vooral langs de West-Afrikaanse kust, zoals in het tropische waddengebied Banc d’Arguin voor de kust van Mauretanïe. Een klein deel blijft in Europa en overwintert langs de kusten van Frankrijk, Spanje en Portugal. Soms worden er in Nederland overwinterende lepelaars gezien.
De trekkende lepelaars rusten onderweg op verschillende plekken om weer op krachten te komen. Die rustplekken zijn van levensbelang voor trekvogels. Hoe langer de reis, hoe langer de lepelaars nodig hebben om tussendoor op krachten te komen. In totaal kan de hele trektocht wel twee maanden duren. Tijdens de trek gaat ongeveer 60% van de jongen dood door jacht, roof, uitputting en vooral hoogspanningskabels. Begin februari vertrekken de lepelaars weer uit hun overwinteringsgebieden. De terugreis wordt nog vaker onderbroken. Friesland is de laatste verzamelplaats. Van daaruit vliegen de vogels door naar hun broedkolonies. In 2008 zijn op Schiermonnikoog lepelaars voorzien van zenders. Door deze vogels te volgen hopen onderzoekers meer inzicht te krijgen in de doodsoorzaken tijdens de trek.
In 2009 zijn er twee Texelse lepelaars van de Schorren van een zender voorzien. Lepelaar Eckard vloog naar de Banc d’Arguin in Mauretanië, lepelaar Loran naar Khniffiss Lagoon in de Westelijke Sahara. Helaas is daar het contact met de lepelaars verloren.
Verdronken nesten van lepelaars
Kwelders zijn belangrijke broedgebieden voor lepelaars. Het nadeel van deze broedplekken is dat ze eens in de zoveel jaar overstromen door stormen en hoogwater. Als dat gebeurt tijdens het broedseizoen dan verdrinken de eieren en de jongen die zich nog niet snel genoeg uit de voeten kunnen maken. In zulke jaren kan het gebeuren dat er bijna geen kuikens groot gebracht worden. Een ramp natuurlijk, maar zolang het niet te vaak gebeurt is het voor de soort in zijn geheel niet zo’n probleem. In de volgende jaren komen ze het gemiste jaar wel weer te boven. Nu blijkt echter dat het zeewater de afgelopen tientallen zomers steeds vaker zo hoog komt dat de kwelders onder water komen te staan en dan vooral tijdens het broedseizoen. Voor de Waddenzee is berekend dat ruim 60% van de broedparen per jaar tenminste één nest ziet wegspoelen. Het ziet er naar uit dat de overstromingsrisico’s de komende jaren door de klimaatverandering alleen nog maar verder toenemen.
Vissende lepelaars langs de kust
De lepelaars op de Waddeneilanden hebben in het voorjaar voedselgebrek. Ze eten gewoonlijk garnalen die ze in ondiepe geulen en prielen van het wad vinden. De garnalen zitten echter in het voorjaar nog in de diepe geulen en zwemmen dus buiten bereik van de lepelaars. De driedoornige stekelbaars is een alternatief. Dit visje trekt in het voorjaar van zee naar zoet water om te paaien. In de slootjes wachten de lepelaars ze op. Maar op veel plaatsen kunnen de visjes de tocht van zout naar zoet niet maken, omdat ze stuiten op dijken en sluizen. Daarom zijn er hier en daar in het waddengebied speciale stekelbaarspassages gebouwd. Via de passages vinden ze de weg naar het zoete water…..en soms naar de snavel van een lepelaar.
Bescherming van lepelaars
- Signalering: Netwerk Ecologische Monitoring
- Nederland: Doelsoortenlijst
- Nederland: Soortenbeschermingsplan, Flora en Faunawet
- Internationaal: Vogelrichtlijn EU, CITES, AEWA (bescheming trekvogels), conventie van Bern, conventie van Bonn
Lepelaars op Texel
De lepelaar is de beroemdste broedvogel van het eiland. Toch broeden ze pas sinds 1933 elk jaar op Texel. Daarvoor broedden ze er erg onregelmatig, waarschijnlijk doordat de kolonies veel bezocht werden door mensen die de eieren raapten. Er zijn nu drie kolonies: in de Geul, de Muy en de Schorren. De kolonie in de Geul is de grootste van Nederland. In 2015 werden er 641 nesten op Texel geteld, een nieuw record. Op de Schorren hebben de lepelaars steeds vaker last van overstromingen omdat de kwelder buitendijks ligt. In sommige jaren spoelde daardoor een deel van de nesten weg.
Kenmerken van lepelaars
- afmetingen:
80-90 centimeter, spanwijdte 115-130 centimeter
- kleur (volwassen):
wit, zwarte poten, zwarte snavel met gele punt. In het broedseizoen witte kuif en gele vlek op de borst
- voedsel:
kleine vis, garnalen en waterinsecten
- vijanden:
vos, bunzing
- status Nederland:
broedvogel
- winterverblijf:
West-Afrika
- habitat:
moerasgebieden, wadden, slikken
- voortplanting:
rond 4 eieren per nest, in kolonies in bomen of rietlanden
- karaktersitiek:
vliegt met gestrekte nek, heen en weer gaande beweging tijdens het vissen
Namen
- Nie: Lepelaar
- Eng: Eurasian Spoonbill
- Fra: Spatule blanche
- Deu: Löffler
- Dän: Skestork
- Nor: Skjestork
- Fries: Leppelbek
- Ital: Spatola
- Lat: Platalea leucorodia
WWW