Ecomare heeft een grote collectie walvisbotten en -skeletten. We verzamelen ze al tientallen jaren. Bovendien heeft de oud-Noordzeevisser Adrie Vonk zijn complete collectie opgeviste walvisbotten aan Ecomare geschonken. Zodoende weten we wel hoe je een walvisbot kunt herkennen. Dat is ook niet zo moeilijk. Walvissen zijn zoogdieren die heel goed aangepast zijn aan een leven in open zee. Daardoor is het skelet anders dan bij landzoogdieren.
Minder stevigheid nodig
Allereerst is walvisbot meestal poreus. Bij landzoogdieren is de buitenkant van het bot altijd compact en stevig, omdat de dieren hun gewicht moeten dragen tijdens het staan en lopen. Walvissen zwemmen hun leven lang, ze hoeven nooit hun gewicht te dragen.
Geen achterpoten
Ten tweede heeft een walvisskelet een bijzondere vorm. Zo zijn de wervels strak en eenvoudig gevormd. Dat komt doordat de dieren er altijd dezelfde op en neer gaande beweging mee maken. Ook de voorpoten of flippers hebben een eenvoudige vorm. Ook daar kan het dier maar een soort beweging mee maken. Walvisachtigen gebruiken hun stijve flippers enkel om te sturen. De achterpoten ontbreken bijna helemaal, daar zijn alleen nog de kleine bekkenbeentjes van over, die los van de rest van het skelet in het lichaam zitten.
Nauwelijks nek
De halswervels van walvisachtigen zijn zo plat als het maar kan. Voor het zwemmen is het gunstig dat de kop direct aan de romp vastzit. Bij veel soorten walvissen zijn de halswervels zelfs helemaal of voor een deel met elkaar vergroeid tot een halswervelblok. Dit kun je goed zien bij de skeletten van de potvis en bultrug in onze Walviszaal.
Bijzondere schedel
De schedel is het meest afwijkend. De neus zit niet vooraan bij de snuit, maar boven op de kop. Dat is handig bij het zwemmend ademhalen. De ogen staan helemaal aan de zijkant. Die zijn voor het registreren van gevaar of soortgenoten, niet voor het kijken welke kant het dier op moet zwemmen. Daarvoor gebruikt een walvis een sonarsysteem, terugkaatsende geluiden dus. De oren zijn helemaal inwendig. Het gehoororgaan zit verpakt in een keihard compact bot, de bulla, aan de onderkant van de schedel. Walvissen vangen geluidstrillingen onder water met hun hele lichaam op. Via speciale kanalen worden die trillingen naar het oor geleid. Het enige wat niet meetrilt is het oor zelf, en juist daardoor kunnen ze heel goed horen. Omdat de bulla zo hard is, blijft dat bot het vaakst goed bewaard, ook als fossiel.