Als een vogel in de opvang terecht komt, is hij vaak al heel ziek. Het is voor zo’n dier in de natuur belangrijk om zo lang mogelijk ‘de schijn op te houden’. Toon je je zwak, dan heb je meer kans dat je gepakt wordt door een roofdier. Zeehonden staan in Nederland aan de top van de voedselpiramide, dus voor hen geldt dit minder. Maar als een vogel laat zien dat hij ziek is, dan is hij ook écht ziek!
Beter maken
Hoe zieker een dier is als hij in de opvang belandt, hoe lastiger het is om hem beter te maken. Daarom lukt het bij vogels ook regelmatig niet. Dat is wel een minder onderdeel van het werken in een vogelopvang. Als het een bijzondere vogel betreft, is het net een beetje vervelender. Zoals laatst, met de kortbekzeekoet. We waren de eerste dag nog heel hoopvol. De vogel was alert en we hoopten hem met zalmpap snel aan te kunnen laten sterken. Helaas pakte het anders uit en is hij toch overleden.
Lastige groep
We vangen bij Ecomare vooral zeevogels op en, in het voorjaar, jonge eendjes en ganzen. Deze laatste groep is trouwens een stuk makkelijker: je geeft ze warmte, een groepje soortgenoten en speciaal watervogelvoer en ze gedijen prima. De zeevogels die ziek of verzwakt in de opvang belanden, zijn een heel ander verhaal. Gelukkig weten we door ervaring, van onszelf en onze collega-opvangcentra, wel steeds beter hoe we ze kunnen helpen.
Vocht geven
Zeevogels krijgen normaal gesproken voldoende vocht binnen met de vis die ze eten. Net als zeezoogdieren drinken ze niet; het water waar ze over beschikken is tenslotte zout. Toch geven we een zeevogel die in de opvang komt altijd eerst vocht. Dat komt omdat zo’n dier, als hij een tijdje niet heeft gegeten, daardoor ook last heeft van tekort aan vocht. Het is belangrijk om dat eerst op te lossen. Dat doen we door ze water met ORS te geven, een oplossing van mineralen en zouten.
Eerst zalmpap, dan vis
Tegenwoordig is zalmpap ons geheime wapen in de strijd tegen ondervoeding. We geven het aan alle visetende dieren die niet zelf eten; zowel aan jonge zeehonden als zeevogels. Vogels hebben een kleine maag, dus het gaat met kleine hoeveelheden, vijf keer per dag. We geven het via een sondeslang in hun maag. Of en hoe snel een zeevogel zelf gaat eten in de opvang, verschilt per soort en per individu. Zo zijn er zeekoeten die direct eten als je vis aanbiedt, terwijl andere het pas doen als ze het van elkaar zien. Er zijn er ook die pas zelf gaan eten als ze mogen zwemmen en ze de vis uit het water kunnen eten. Vis uit een bakje, dat begrijpt niet iedereen!