Op onderzoek in Waddenstad
Meer informatie
De Waddenzee is één van de grootste getijdengebieden ter wereld. Van Den Helder tot het Deense Esbjerg, over drie landen strekt het gebied zich uit. De Waddenzee is uniek in haar soort. Maar liefst twee keer per dag verandert de wereld. Het ene moment vind je er kilometers uitgestrekte wadplaten. Het andere moment staat alles onder water. Het weer is vaak woest en moeilijk voorspelbaar. Wil je er kunnen overleven, dan moet je je kunnen aanpassen. Geen wonder dat er in en rond de Waddenzee heel wat bijzondere planten en dieren te vinden zijn! Daarom heeft het gebied een speciale status gekregen: die van Werelderfgoed.
De Waddenzee is niet altijd zo geweest. Pas enkele duizenden jaren geleden ging het er een beetje uitzien als nu. De kustlijn is voortdurend veranderd, nu nog steeds. Voor het ontstaan van de Waddenzee moeten we terug naar de laatste ijstijd die zo’n 10.000 jaar geleden eindigde. Toen lag de Noordzee grotendeels droog. Je kon van Nederland naar Engeland lopen. Harde winden bliezen gedurende de 100.000 jaar dat de laatste ijstijd duurde enorm veel zand richting Denemarken, Duitsland en Nederland. Zo’n 10.000 jaar geleden liep de Noordzee weer vol. Dat was aan het begin van de warmere periode na de ijstijd, het Holoceen. Er vormde zich door golven en wind een muur van zand, een strandwal, langs de hele kust van de zuidelijke Noordzee. Daarachter lagen uitgestrekte veenmoerassen. In de loop van duizenden jaren raakte de strandwal op steeds meer plaatsen onderbroken door zeegaten. De veengebieden achter de strandwal brokkelden af als de zee er was doorgedrongen. Het duurde lang voordat de geulen zo groot waren dat ze elkaar tegenkwamen en uitgroeiden tot een echte binnenzee.
Het waddengebied heeft er duizenden jaren over gedaan om eruit te zien zoals we het nu kennen. Het meeste werk is door de natuur zelf verricht, maar ook de mens heeft een flinke rol gespeeld en we doen dat nog steeds. Vroeger verhoogden we de hoge en droge delen van het veenmoeras om op te kunnen wonen. De zogenaamde terpen of wierden. Rond terpen en akkers werden later dijken gebouwd om mens, vee en oogst te beschermen tegen overstromingen. Aan de zeekant van de huidige dijken vind je kwelders, die vaak met hulp van de mens zijn ontstaan. Vaargeulen slibben regelmatig dicht en worden daarom uitgebaggerd. Zo vormen ook wij het waddengebied!
Op rustige dagen zou je het misschien niet zeggen, maar de Waddenzee is behoorlijk ruw. De sterke stromingen zorgen ervoor dat het geen dag hetzelfde blijft. Prielen, geulen en slenken, oftewel kleine en grote waterstromingen veranderen steeds van plaats. Met vloed loopt het zeewater door de grote geulen en daarna over de platen. Met eb loopt het water door prielen weer terug naar de grote geulen.
Ook de wadplaten verschuiven. Wadplaten bestaan uit zand of uit slib. De grootte van de deeltjes en de beweging van het water bepaalt waar zand en waar slib bezinkt. Grotere zanddeeltjes zinken daar waar het zeewater in beweging is, zoals bij de zeegaten of in de buurt van het strand. De fijne slibdeeltjes zinken alleen wanneer het water bij hoogwater niet in beweging is. De wadplaten lijken kaal, maar schijn bedriegt. Het wemelt er van het leven. Het bruin-gouden laagje bovenop bestaat uit algen. Ingegraven leven wormen en schelpdieren. Sommige wadplaten zijn bedekt met wier of zeegras.
De Waddenzee valt twee keer per dag voor de helft droog, en dat heeft alles te maken het getij. Het ene moment zie je alleen maar water, een paar uur later verschijnen er grote wadplaten. De Waddenzee dankt haar naam aan het feit dat je er eens in de zoveel tijd doorheen kunt lopen of waden. Vandaar de Nederlandse naam ‘Waddenzee’, in het Fries de ‘Waadsee’, de doorwaadbare zee.
Eén van de belangrijkste kenmerken van de Waddenzee is het getij. Door het getij hebben we in het waddengebied ongeveer twee keer per dag hoog- en twee keer per dag laagwater. En tussen hoog en laag water is het eb, tussen laag en hoog water vloed.
Het op en neergaan van het zeewater veroorzaakt stromingen. Hoe groter het verschil tussen hoog- en laagwater, hoe sterker de stroming. In Nederland is het verschil tussen hoog en laag water minder groot dan in Duitsland en Denemarken. De stromingen zijn in Nederland dus minder sterk. Dit kun je goed zien aan de grootte van de eilanden in de Waddenzee. De Duitse en Deense eilanden zijn een stuk kleiner dan de Nederlandse. Ook aan de zeegaten tussen de eilanden kun je de kracht van het getij aflezen. Hoe groter het verschil tussen hoog en laag, hoe meer water er door de zeegaten moet stromen en hoe breder ze worden. In Nederland zijn de zeegaten dus een stuk kleiner dan in Duitsland en Denemarken.
Het getij bepaalt niet alleen hoe het waddengebied eruit ziet. Het op en neer gaan van het zeewater bepaalt ook welke planten en dieren er leven. Met vloed krijgt de Waddenzee een nieuwe voorraad voedingsstoffen binnen. Deze voedingsstoffen vormen de basis van een ingewikkeld voedselweb. Hierin eten microscopisch kleine planten en bacteriën de voedingstoffen, deze worden gegeten door dieren en die worden weer gegeten door nog grotere dieren. Zonder deze aanvoer van voedingsstoffen zou er dus veel minder leven zijn in de Waddenzee. Het getij is daarom van levensbelang.
Helaas brengt het getij niet alleen goede dingen naar het waddengebied. Behalve voedingsstoffen kunnen ook allerlei giftige stoffen het gebied in komen, zoals zwerfvuil, olie of bestrijdingsmiddelen. Zo nu en dan komt zo’n giftige stof opeens in grote hoeveelheden het gebied in. Meestal komt dat door een ongeluk op een schip, waarbij containers met giftige stoffen overboord zijn geslagen. In 1994 bijvoorbeeld sloegen duizenden zakjes met landbouwgif van een schip. Gelukkig hebben slechts enkele van deze gifzakjes de Waddenzee bereikt.
De opwarming van het klimaat heeft ook grote gevolgen voor het leven in de Waddenzee. Door zeespiegelstijging dreigen wadplaten kleiner te worden of te verdwijnen. Door al te grote hitte in de zomer sterven bodemdieren af. Sommige soorten zoals de kokkel dreigen te verdwijnen. Zij worden mogelijk vervangen door andere soorten, zoals de Filipijnse tapijtschelp. Vissoorten zoals de schol gebruiken de Waddenzee niet meer als kraamkamer. Wadvogels die in het hoge noorden broeden kunnen verdwijnen door het wegvallen van hun broedgebieden.
De Waddenzee is door het getij een voedselrijk gebied. En voedselrijke gebieden zijn rijk aan planten en dieren. Toch komen er in de Waddenzee niet veel verschillende planten- en diersoorten voor. Dat komt door de extreme omstandigheden. Liggen de wadplaten eerst droog, een paar uur later onder water. De temperatuur kan plotseling veranderen, het zuurstof- en zoutgehalte zijn voortdurend anders. Daar moet je als plant of dier maar tegen kunnen!
De grootste dieren in de Waddenzee zijn zeehonden. Zij gebruiken de Waddenzee om voedsel te zoeken, maar vooral als kraamkamer en rustplek. Vissen uit de Noordzee, zoals tong en schol, gebruiken de Waddenzee als kinderkamer. De jonge visjes groeien er op. Op de wadplaten komen veel dieren voor, zoals wormen, garnalen en krabben. Daarvan moeten veel vogels het hebben. Maar liefst 12 miljoen vogels maken elk jaar gebruik van de Waddenzee. De meeste hiervan zijn trekvogels. Zij zoeken voedsel in de slikkige wadbodem om op krachten te komen voor hun verre reizen. Als het slecht gaat met de Waddenzee, gaat het ook slecht met de trekvogels.
In de Waddenzee leven niet alleen planten en dieren die er al duizenden jaren voorkomen. Er zijn er ook die hier oorspronkelijk niet thuishoren. Dit zijn soorten uit andere zeegebieden. Soms zijn ze ooit bewust hierheen gebracht door mensen. Een voorbeeld daarvan is de Japanse oester, die als kweekdier in de Zeeuwse wateren werd uitgezet, maar van daaruit de hele Waddenzee veroverde. Andere dieren en planten zijn per ongeluk meegekomen, bijvoorbeeld in het ballastwater van een vrachtschip of aan de romp van schepen. Zo kwam de strandgaper al in de Middeleeuwen van Noord-Amerika naar Denemarken, en van daar uit naar de rest van de Waddenzee. Hoogstwaarschijnlijk zijn deze schelpdieren als larve of als levend proviand meegekomen op de handelsroute van de Vikingen. De Amerikaanse zwaardschede volgde dezelfde route, maar dan negen eeuwen later en als larve in het ballastwater van moderne vrachtschepen. Sinds 1980 bevolken deze ‘scheermessen’ de zandbanken voor de Noordzeekust. Soms liggen hun schelpen bij duizenden op het strand. Ook door het warmer worden van het zeewater is het voor een aantal soorten mogelijk geworden om in de Waddenzee te overleven. Nog steeds komen er immigranten bij in de waddennatuur. Elk jaar wordt wel één nieuwe plant- of diersoort ontdekt.
Jammer genoeg komen er niet alleen plant- en diersoorten bij in de Waddenzee. Er zijn er ook die bijna verdwenen zijn. Zeegras in daarvan een voorbeeld. Grote velden van dit ‘wier’ zag je vroeger in de Nederlandse Waddenzee. Nu is het zeegras nog maar op enkele plekken in de Waddenzee terug te vinden. Door het verdwijnen van de zeegrasvelden is de trompetterzeenaald uit de Waddenzee uitgestorven. Een aantal plant- en diersoorten die nog wel in de Waddenzee voorkomen hebben het moeilijk. Zij dreigen uit het gebied te verdwijnen door overbevissing en klimaatveranderingen bijvoorbeeld. Zo hebben bot, schol, paling en wijting het moeilijk.
In juni 2009 zijn het Nederlandse en Duitse deel van de Waddenzee officieel uitgeroepen tot UNESCO Werelderfgoed. Omdat een van de selectiecriteria van UNESCO is dat het gebied beschermd wordt, duurde het tot 2014 voordat de Deense deel aan het Werelderfgoed toegevoegd kon worden. De Waddenzee bevindt zich in goed gezelschap van maar liefst 209 andere natuurlijke Werelderfgoederen, waaronder het Great Barrier Reef in Australië en de Grand Canyon in de Verenigde Staten.
Unfortunately, this page is not available in your language.
CloseLeider ist diese Seite nicht in Ihrer Sprache verf�gbar.
Schlie�en