Fanø is het noordelijkste bewoonde waddeneiland, gelegen tussen Mandø en het schiereiland Skallingen. Fanø is 56 vierkante kilometer groot. In 2017 woonden hier 3350 mensen.
Ontstaan van Fanø
Fanø is, net als de vele Nederlandse en Oostfriese eilanden, een duineiland dat is gevormd uit het poolwoestijnzand van de laatste ijstijd.
Natuur op Fanø
Het landschap van Fanø bestaat uit strand, duinen en kleigronden. Ook zijn er enkele eendenkooien te vinden. Het strand is zeer breed. Parallel aan de kust lopen zandbanken die aan de noordkant van het eiland met elkaar verbonden zijn. Op Fanø liggen zes duinenrijen. De duinen in het oosten zijn de oudste. Hier ligt het hoogste duin, de ‘Kikkebjerg’, 17 meter hoog. De duinen zijn begroeid met heide, en tussen de duinenrijen liggen vlaktes die gedeeltelijk door boeren gebruikt worden. Aan de zuidpunt van het eiland ontstond rond 1900 de landtong Hünen. De top van Hünen wordt dankzij kustverdedigingsmaatregelen tegen erosie beschermd.
In 1892 werd het duinbos aangeplant. De bossen in de duinen moesten het stuifzand vasthouden en de houtproductie ten goede komen. Tegenwoordig is dit bos geliefd bij recreanten. Er werden grove dennen aangeplant, maar hier en daar ook berken, eiken en beuken. In dit bos liggen enkele moerasgebieden. Aan de noordpunt van Fanø ligt een brede kwelder op zandgrond: ‘Grünningen’.
Eendenkooien op Fanø
Op Fanø zijn in de periode 1860-1888 drie eendenkooien aangelegd. In 1931 werd het gebruik van de kooien verboden. Twee kooien werden gerestaureerd en als openluchtmuseum ingericht. Een van de kooien dient als ringstation.
Geschiedenis van Fanø
De oudste sporen van mensen op Fanø stammen uit de 12e eeuw. In die tijd werd het eiland ook vermeld in het grondboek van de koning. Het leven op dit eiland was zwaar door de vele overstromingen, vooral in de periode van 1560 tot 1660. Door overbeweiding verdwenen de planten in de duinen, zodat het zand vrij spel kreeg. In de 17e eeuw begon men serieus met de bestrijding van de kusterosie. In 1741 verkocht koning Christiaan VI het eiland aan de bewoners. In de loop van de 18e eeuw verdienden veel mannen hun geld als zeelieden. Sønderho was in zijn bloeitijd thuishaven voor de op één na grootste handelsvloot van het Deense koninkrijk. Ook vandaag leven de mensen op Fanø nog van de visserij en de scheepvaart.
Toerisme op Fanø
Het toerisme op Fanø kwam rond 1850 op gang. Er werd een zwembad gebouwd in de haven, terwijl aan de westkust kleedwagens voor badgasten verschenen. Esbjerg had aansluiting op het spoornet gekregen. Tussen Esbjerg en Fanø voer een kleine stoomboot.
In 1890 werd in Hamburg de naamloze vennootschap ‘Noordzeebadplaats Fanø NV’ opgericht. In enkele grote Europese steden werden percelen van Fanø aan rijkelui verkocht. Er werden dure villa’s op het eiland gebouwd. In de jaren tussen de beide wereldoorlogen daalde het aantal gasten. In de jaren ’60 en ’70 van die eeuw kwamen de toeristen terug. Op Fanø werden massaal zomerhuizen gebouwd. De bezoekers konden met hun auto’s het eiland bereiken en zelfs met de auto het strand op.
Vervoer op Fanø
Vanuit Esbjerg vaart er een veerboot naar Nordby op Fanø. De auto kan er ook op.
WWW